Het is onvoorstelbaar hoeveel er nog te vinden is over het leven van
een Herwijnense boerenfamilie in de Gouden Eeuw. Tijdens het doorlezen
van alle brieven en archieven waarop haar boek is gebaseerd, voelde Enny de Bruijn zich soms zelfs een beetje een voyeur. Zo stuit ze op de zich jarenlang voortslepende rel rondom Marie Abrahams Roosa uit Herwijnen,
dienstmeid van de Heukelumse dominee Theodorus Gisberti. De weduwnaar
had de jonge vrouw beloofd met haar te trouwen, maar hij schoof de
bruiloft steeds maar op de lange baan. Toen Marie uit de school klapte
dat het al tot 'vleeschlijcke lusten' was gekomen, werd zijn positie als geestelijk leider fragiel. De kerk in Heukelum liep leeg. "Als
onderzoeker ben je blij als je zo'n geschiedenis tegenkomt, omdat het
veel zegt over hoe men toen dacht over seksualiteit en relaties",
vertelt Enny de Bruijn. "Aan de andere kant denk je: wat gênant moet dat voor hen zijn geweest. En dan is het ook nog eens vastgelegd voor
latere generaties."
Brievenschat
Enny de Bruijn - haar familie komt uit Herwijnen, zelf is ze opgegroeid
in de Bommelerwaard - stuitte al zo'n 25 jaar geleden puur toevallig op
het lijvige correspondentie-archief van de Herwijnense boerenzoon
Gijsbert van Rijckhuijsen. De honderden brieven lagen in het Leidse
regionale archief. Ze besloot het brievenpakket – zeven dikke boeken met honderden brieven – toen even te laten voor wat het was. Ze had
simpelweg nog geen goed idee hoe ze een verhaal zou moeten maken van al
die losse namen en feitjes. Pas 6 jaar geleden kwam ze – inmiddels met
de nodige ervaring als historisch onderzoeker op zak – er aan toe om al
die schrijfsels uit te zoeken. Ze besloot er een boek van te maken.
"Veel geschiedenis over de Gouden Eeuw gaat over de steden", legt ze
uit. "Het gezichtspunt van het platteland komt weinig aan bod. Hoe de
boeren in die periode dachten, hoe ze leefden: daarvan is weinig
bekend."
Maar de brieven die vanuit Herwijnen en omgeving aan de naar Leiden
verhuisde Gijsbert werden verstuurd, staan vol informatie over het leven van de welvarende boerenstand in de Tielerwaard. De briefwisseling
start aan het begin van de achttiende eeuw, maar omdat zowel Gijsbert
als zijn vader Arien erg geïnteresseerd waren in hun eigen
voorgeschiedenis en die van hun dorp, was er ook veel informatie over de tijd ervoor in de brieven in te vinden. Zo bevat 'De hoeve en het hart' een brede schets van het agrarische leven in de periode 1600-1750. Wat
haar trof in de brieven was de vindingrijkheid van de boeren in die
tijd. De grotere boerenhoeves hadden in die tijd verschillende
specialismen. Ze deden aan akkerbouw, hadden vaak een eigen boomgaard,
maar fokten ook paarden voor het leger. De boeren waren ook vrij
internationaal georiënteerd. "Voor de paardenhandel gingen ze soms
gewoon naar Vlaanderen of zelfs Engeland."
Te min
Ondanks de bruisende handelsgeest op het platteland, blijkt er ook
sprake te zijn van een minderwaardigheidscomplex richting de stad. Dat
duikt bijvoorbeeld op als Gijsberts vrouw in 1745 overlijdt en hij zijn
vader en zus uit Herwijnen niet uitnodigt voor de begrafenis. Arien
schrijft zijn zoon een jaar lang niet. De Bruijn: "Arien denkt dat ze
niet zijn uitgenodigd om Gijsbert hen 'te min' vindt, het is Aaltje die
dit openbreekt en haar broer schrijft. Gijsbert ontkent natuurlijk, hij
zegt dat ze toch niet op tijd hadden kunnen zijn voor de begrafenis." De daadkracht van deze Aaltje, was ook iets wat De Bruijn trof. "Zij was
een hele zelfstandige vrouw. Erg betrokken bij het werk op de boerderij, ze verdeelde de taken onder het personeel, zorgde ook nog voor de
kinderen. Het leven was zwaar. De boeren kregen soms te maken met ramp
op ramp: dijkdoorbraken, runderpest, muizenplagen. Toch was de toon in
de brieven vaak opgewekt." In het boek schrijft De Bruijn over Aaltje:
'Ze wekt de indruk dat ze gelukkig geworden is'.
'De hoeve en het hart' kost 24,99 euro en is te koop bij de boekhandel.
Bron: https://www.hetkontakt.nl/regi...