Op zaterdag 12 maart 2016 was er een boekpresentatie van Veldpost Sumatra, een bewerking van het dagboek dat Han de Haas (1926-2004) uit Beesd had bijgehouden van 5 januari 1947 tot en met 27 maart 1950. Een periode waarin hij was uitgezonden naar Sumatra, tijdens de politionele acties of anders gezegd, de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949). In dit artikel wordt dit boek besproken en maken we kennis met de hoofdpersoon, Han de Haas en krijgen we een eerste inkijk in zijn boeiende dagboek.
Over de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog zijn veel boeken en
artikelen geschreven, bijvoorbeeld over de militaire acties en de
politieke achtergronden. Dit boek geeft echter een unieke kijk achter de schermen; we stappen namelijk in het alledaagse leven van Han de Haas ter
plekke. Han werd in 1926 geboren in Beesd. Hij werkte vanaf 1942 voor de PTT in Geldermalsen. In november 1946 begon zijn diensttijd. In juni
1947 kwam hij aan in Sumatra om op 7 april 1950 weer terug te keren in
Beesd.
Han (na het lezen van zijn dagboek, heb ik het gevoel gekregen hem
wel te mogen tutoyeren) hield nauwkeurig een dagboek bij, waarin hij
schrijft over zijn doen (en laten), leven en denken. Het onderwerp en de invalshoek maken dit boek voor mij al lezenswaardig. Mooier wordt het
nog als je er al snel achter komt dat Han een intelligente man is, goed
om zich heen kijkt en zich zelfstandig een mening vormt van hetgeen
gebeurt. Bovendien schrijft hij vlot en boeiend en weet dit met de
nodige (subtiele) humor op papier te krijgen. Dat alles gecombineerd met het feit dat de auteur, Peter Penders, het dagboek uitstekend heeft
bewerkt, maakt dat ik zeer enthousiast ben over dit boek. Niet alles uit het dagboek is een op een overgenomen; sommige passages zijn achterwege gebleven en anderzijds zijn er stukken tekst toegevoegd om bepaalde
gebeurtenissen beter te kunnen begrijpen. Het resultaat is een vlot
leesbaar interessant boek.
Misschien is het aardig om eens kennis te maken met Han de Haas. Als
voorproefje, want het lezen van het boek is – wat mij betreft – zeer aan te raden.
Op 30 mei 1947 gaat Han de Haas, aan boord van SS Johan de Witt, op
weg naar (toen nog) Nederlands-Indië. Een dag later ontstaat het idee
een dagboek bij te houden: ‘Ik peinsde er namelijk over om een dagboek
te beginnen, maar is het niet veel gemakkelijker dat u mijn brieven
bewaart en die als mijn dagboek beschouwt?’, zo schreef hij aan zijn
ouders. Drie weken later kwam hij aan in Sabang, een eilandje noordelijk van Sumatra. ‘Het eiland is van een majestueuze schoonheid.’ ‘Een
kinderen dat hier rondspringen. Ongelofelijk klein en mager!! We hebben
ze laten eten, niet mooi meer. Aan je tafel tegen je kameraden schelden
en de kinderen volstoppen. Zo zijn soldaten.’
Een paar dagen later komt hij aan in Medan. ‘In de stad en het kamp
ben je volkomen veilig.’ ‘De bevolking is ons goed gezind.’ Maar ‘het
eten, daar moet je aan wennen’ en het leven ter plaatse is duur. De
kwaliteit van het voedsel wisselt sowieso nog al eens: ‘Het eten is op
het ogenblik verdomd slecht, het varken bij ons thuis kan zoiets nog
niet vreten’.
Hij bezoekt ter plekke regelmatig kerkdiensten. Zelf protestants,
bezoekt hij ook regelmatig andere kerkdiensten van andere
geloofsstromingen.
Hij doet zijn best al snel andere talen te leren: ‘Ik ben druk Maleis aan het leren en begin al een beetje te stamelen. Engels leer ik ook
doordat ik met Charlie Engels praat.’ Hij kijkt met een open geest naar
zijn omgeving: ‘Ik weet bitter weinig van het werkelijke leven van dit
volk. Jammer, want het is machtig interessant om daarin door te
dringen.’ Ook volgt hij – met succes – een HBS opleiding in Indonesië.
En het leven in Medan bevalt best aardig: ‘Naar de bioscoop geweest
en je kunt er doen wat je wilt. Roken, eten, praten en lachen, is
allemaal heel gewoon. Het leven is hier lang niet zo bekrompen.’
Anderzijds treedt de verveling regelmatig op en zijn er allerlei
gezondheidsproblemen die de kop opsteken.
Na een tijdje dringt het ook door dat er daadwerkelijk sprake is van
een oorlog: ‘Medan is praktisch ingesloten door de TRI [het leger van de Republiek Indonesië]. […] Op het ogenblik wordt er bijna niet meer op
voorbijkomende Nederlandse colonnes geschoten, dat was een maand of vijf geleden wel anders. Stoppen en terugschieten staat in zo’n geval gelijk met zelfmoord. […] Dus het parool is plat op je motor en gas open.’ Op
14 juli 1947 schrijft hij over militaire operaties die twee weken eerder waren begonnen: ‘Verschillende jongens zijn gesneuveld en dan word je
wel fel.’
De start van de ‘eerste politionele actie’, een poging van Nederland
om Indonesië weer onder controle te krijgen, kreeg Han nauwelijks mee.
Op 20 juli 1947 schreef hij: ‘We hebben er eigenlijk weinig van gemerkt. ’s Morgens vroeg begon de Nederlandse artillerie en werden vliegtuigen
ingezet.’ In Medan, waar hij als chauffeur zat, was het verder rustig.
In het begin van zijn stationering is duidelijk dat Han er van
overtuigd is aanwezig te zijn voor een goed doel. Steeds is hij zich ook bewust van het feit dat men in het moederland wellicht andere
overtuigingen heeft: ‘Ik ben nieuwsgierig hoe de bevolking in Holland
hiertegenover staat. Eén ding weet ik wel: dat ik geen spijt heb dat ik
hier zit. Is toch niet te verantwoorden als je op een of andere slinkse
manier uit Indië bent weggebleven.’
Ook beschrijft Han zelf de verandering van zijn eigen karakter en
wereldvisie: ‘Geloof niet dat ik nog precies dezelfde van vroeger ben.
Uiterlijk, ik bedoel in spreken en omgang, zijn we allemaal veel
onverschilliger. Je vloekt meer. Volgens mij is dat een uitlaat.’ Bij
collega’s ziet hij dingen ook regelmatig misgaan, qua geestelijke
gezondheid, (seksueel) gedrag, oorlogsgeweld, etc. ‘Helaas zijn er gevallen die hun uitlaat zoeken in dingen… Enfin, daar hoef ik niet
over te spreken.’ Ook het grote verschil met de wereld thuis komt naar
boven: ‘Als ik haar [de moeder van Han] brieven lees krijg ik echt zo’n
Beesds gevoel. Rustig en een beetje conservatief. Hier is alles zo héél
anders. Je ziet overal de grootste tegenstellingen op allerlei gebied.
Soms lijkt het me ongelofelijk dat in Beesd alles nog gewoon zijn
gangetje gaat, terwijl toch de wereld op een vulkaan leeft die elk
ogenblik… Zoiets zie je hier veel beter in, met name de dreiging van het communisme.’
Gaandeweg verandert zijn visie op de wereld, maatschappij en geloof.
‘Hier krijg je een heel andere kijk op het leven. Of die goed is weet ik natuurlijk niet. We weten van bijvoorbeeld communisme en socialisme
niet veel, maar volgens ons moesten alle systemen van staatsbestuur en
wereldbeschouwing stranden op de ene voorname factor: egoïsme van de
mens.’ ‘Zoals het er nu uitziet draait het op een oorlog tussen
communisme en democratie (kapitalisme) uit. Dan moeten we tegen Rusland
vechten, maar eerst wil ik precies weten wat we bevechten. Er wordt ons
voorgehouden dat het communisme slecht is en dat alleen Rusland de
schuldige is. Wat is de oorzaak van het communisme?’
Indonesië blijkt geen goed te doen voor de gezondheid van veel
Nederlandse militairen. ‘U kunt zich niet voorstellen hoe gauw je hier
wandluis hebt.’ En: ‘Wist u dat er onder de soldaten veel ringwormen,
rode hond en meer ziekten voorkomen?’ Ook Han krijgt er allemaal last van gedurende de drie jaar in Indonesië. De gezondheid en de
leefomstandigheden van de lokale bevolking zijn vaak ook erbarmelijk.
‘Je ziet mensen lopen zo broodmager dat je de koude rillingen over de
rug lopen. Er zijn in dit gebied mensen omgekomen van de honger en
ziektes.’
Behalve door de strijd komen ook erg veel militairen om het leven
door ongelukken. ‘Er gebeuren meer ongelukken dan er door acties
sneuvelen.’ Het slachtofferaantal groeit gedurende 1947 snel. Op 2
oktober 1947 schrijft Han: ‘Er wordt niet op grote schaal gevochten,
maar er gaat bijna geen dag voorbij of er is hier een militaire
begrafenis.’
In het begin ziet Han weinig gevechtsactie, maar gaandeweg komt ook
daar verandering in. De TRI saboteren veelvuldig de telefoonlijnen,
waarop Nederlandse troepen, onder bewaking, die lijnen weer moesten
repareren. Een gevaarlijk klusje, waar Han vaak bij betrokken was als
chauffeur en/of bewaker. ‘Het blijft vervelend dat de telefoonverbinding tussen Medan en Siantar geregeld kapot is door sabotage. Wat is
gemakkelijker voor zo’n vent dan een paar draadjes doorknippen van een
kabel die 30 kilometer door bossen en plantages loopt, zonder dat er een weg in de buurt is.’
Verder werd er veelvuldig geoefend, maar de mannen moesten vaak
zichzelf proberen te vermaken. ‘We hebben veel vrije tijd en het is net
of we hier elke dag stommer en luier worden. Tenminste met mij is dat
het geval.’
Ondanks alle ellende om zich heen, blijft hij steeds oog houden voor
al het natuurschoon: ‘Ik heb nu het oerwoudleven van dichtbij gade
kunnen slaan. Enorme apen die zich met verwonderlijk gemak van boom tot
boom slingeren.[…] Ik kwam in een soort plant terecht die de
eigenaardige gewoonte schijnt te hebben om iemand vast te houden. In een enorme kali: krokodillen.’
Han maakt ook regelmatig melding van oorlogsmisdrijven en –
misdragingen van de strijdende partijen. ‘Vooral de Ambonezen maken
korte metten, krijgsgevangen maken is bij hen onbekend. Ze maken alles
was ze tegenkomen af en dat is aan de andere kant precies hetzelfde.’ En een paar maanden later in 1947: ‘[Nederlandse militairen] hebben daar
een vijftigtal extremisten in een dessaschool overrompeld. Korte metten, er was er niet één levend uitgekomen. U zult zeggen of dit wel nodig
was, konden ze die lui niet gevangennemen? Als u alles maar eens wist,
dan praatte u wel anders.’
‘Hier in Indië zijn er maar twee mogelijkheden namelijk; óf je gaat
lichamelijk en geestelijk ten onder, óf je gaat de goede kant op. De
praktijk hier heeft bewezen dat als je eenmaal een keer verkeerd gaat,
je verloren bent’, schrijft hij, en later: ‘die jongens waren dronken en bijna gek van opgekropte woede en verbittering. Er zijn er al genoeg
stapelgek. Om over de infanterie maar niet te praten. Dat moeten wel
beesten worden na alles wat ze gezien en meegemaakt hebben.’
Tijdens de tweede politionele actie maakt Han ook weer de nodige
militaire acties mee, maar zelf schoten lossen, doet hij niet vaak. ‘Het oprukken en bezetten van de steden was snel gebeurd, maar de grote
schoonmaak van de bergen, bossen en afgelegen kampongs, dat is de
moeilijkheid.’ ‘Er wordt hard gewerkt om het totaal ontwrichte
economische leven op gang te brengen. […] Met voortvarendheid is het
herstel van de wegen en waterleidingen ter hand genomen.’ Maar de
twijfel over de rechtvaardigheid van de acties blijft: ‘maar denkt u
zich eens in; een smadelijke terugtocht, de TRI weer de baas, alle werk
voor niets, de kameraden dan zeer zeker voor niemendal gesneuveld. Nee,
dat is ondenkbaar, absurd. Dan zouden de Nederlandse soldaten misschien
terechte moordenaars genoemd kunnen worden’.
Het zou in de zomer van 1949 echter toch tot demobilisatie en
repatriëring komen, een geleidelijk proces. Han denkt veel na over zijn
toekomst in Nederland, of elders? Er is veelvuldig contact met de PTT in Geldermalsen, waar Han waarschijnlijk weer aan de slag kan.
‘In tien maanden tijd [zullen] de resterende 70.000 man naar huis
gebracht […] worden’, schrijft Han op 9 november 1949. En: ‘wat komt er
een hoop kijken voor zo’n terugtrekking. Maar er is geen Hollander of
Europeaan, […]. die het riskeren om achter te blijven.’ De eenheid van
Han wordt teruggetrokken op Medan, waar ze de ‘bloemetjes buitenzetten’, maar waar ook weer militaire oefeningen volgen. Begin maart 1950 wordt
hij verscheept naar Batavia. Daar schepen ze op 12 maart in op de MS
Goya, ‘een Noors emigrantenschip dat op de terugweg is van en reis naar
Australië met emigranten. We liggen op echte matrassen en slopen.’
Han komt vervolgens op 7 april 1950 aan in Rotterdam, waarvandaan hij met de bus naar zijn ouderlijk huis werd gebracht. Daar wachtte een
feestelijk onthaal, zo ongeveer heel Beesd was uitgelopen. Han keerde
terug bij de PTT. Hij zou de rest van zijn werkzame leven aldaar blijven werken. Hij trouwde in mei 1957 en ‘uit het huwelijk werden drie
kinderen geboren.’
Ten slotte, in het boek wordt een verhaal genoemd, dat Han
van zijn collega’s herhaaldelijk moet vertellen, het verhaal van ‘de
doodgraver van Beesd. U weet wel, over de schuur van doodkisten.’ Bij de boekpresentatie vertelde de auteur dat hij heeft proberen te
achterhalen waar dit verhaal over gaat, maar helaas zonder succes. Heeft u een idee? Laat het ons weten.