MenuSluiten
Inloggen

Brand in Gellicum, 1928

Door Arthur Eerelman-Hanselman

Het was een mooie lentedag, donderdag 3 mei 1928. Er woei weliswaar een stevige wind uit het oosten, maar de zon scheen, er viel geen druppel regen en het was tussen de 18 en 20 graden Celsius. De rust in het kleine dorp zou die middag op dramatische wijze worden verstoord toen een grote brand de Nederlands Hervormde Kerk en tien woningen in as legden. In een van de huizen was het hulppostkantoor gevestigd geweest en ook ‘het bondsgebouw van den Boerenbond met opslagplaats van graan en veevoeder’ werd volledig verwoest.

Brand in 1928

De Telegraaf beschreef de brand op haast poëtische wijze in een artikel op de voorpagina: ‘Gellicum, het 12 K.M. van Geldermalsen verwijderde Neder-betuwsche dorpje, dat zoo schilderachtig ligt aangetooverd tegen de snelvlietende en rusteloos voortkabbelende Linge, is gisteren voor één derde gedeelte verwoest door een brand, die met den besten wil niet te stuiten noch te keeren was.’

Afb1_Coll. Van Mook_Brand Gellicum
Foto uit De Prins van 12 mei 1928 (uit de collectie van Paul van Mook).

Veel andere Nederlandse kranten namen een bericht van een correspondent over, waarin stond geschreven dat de brand rond half twee begon. Een aantal kranten noemden echter drie uur als starttijdstip; sommigen noemde beide tijdstippen in één artikel. De correspondent meldde verder dat de brand was begonnen in de woning van de heer G. de Waal, ‘den houder van het hulppostkantoor te Gellicum’. ‘Het vuur greep snel om zich heen en toen het eenmaal naar buiten uitsloeg, werd het door den fellen Oostenwind met kracht aangewakkerd.’ Al snel stond de volledige woning, ‘een boerenbehuizing’, met in het voorgedeelte het hulppostkantoor, ‘in lichterlaaie’.

De Telegraaf, die een eigen journalist naar het dorp stuurde en een uitgebreid artikel plaatste, noemde een andere oorzaak en plaats van aanvang van de brand. Hij schreef dat het onheil ontstond door broei in de naastgelegen schuur. Het lijkt echter niet aannemelijk dat dit daadwerkelijk de oorzaak van de brand was. Broei ontstaat doorgaans in hooi dat kort geleden is geoogst en nog vochtig is en de oogst van hooi vindt na mei plaats, vanaf midden juni.

Hoe dan ook, de schuur stond al snel volledig in brand. ‘Een paar wagens, die daar stonden, evenals een fiets en eenige kleine landbouwwerktuigen gaven gretig voedsel voedsel aan de wild om zich heen grijpende vlammen.’ ‘Een knaap’ beklom de kerktoren en luidde de klok om de mensen te waarschuwen. Hij blesseerde zich daarbij, doordat zijn been beklemd raakte tussen de muur en de klok.

De bewoners, grotendeels aan het werk op het land, spoedden zich naar het dorp en begonnen de brand te blussen. De burgemeester van Deil mr. Willem Marinus (Tim) Kolff (1882-1944) werd gewaarschuwd en hij riep – uit angst voor snelle uitbreiding van de brand – de hulp in van de omliggende gemeenten, Leerdam, Beesd, Rumpt, Rhenoy en Buren. De aanrijdtijden waren echter lang en ‘de wind hielp zijn roode makker zoo trouw, dat in weinige oogenblikken een tiental boerenwoningen’ en de kerk met de grond gelijk werden gemaakt’.

Het vuur sloeg als eerste over naar de naastgelegen woning van de heer Keizer. ‘Fel woedde het vuur en het scheen niet te stuiten.’ De Nederlands Hervormde Kerk, gelegen naast de woning van De Keizer, vatte eveneens vlam. Nu was het hek helemaal van de dam: ‘Met nog grooter snelheid breidde de brand zich uit, door het wegvliegen der vonken en brandende stukken riet van de daken.’ Het vuur sloeg verder om zich heen en nog enige woningen aan weerszijde van de kerk en vijf woningen aan de overzijde van de weg vielen ten prooi aan het vuur. Dit alles nog voordat de brandweer was gearriveerd.

Als eerste arriveerde de brandweer van Leerdam met drie motorspuiten en de brandweer van Beesd met één brandspuit. Tijdens het blussen stortte een gedeelte van de kerk ‘met donderend geraas in’, ‘ondanks alle pogingen om haar te behouden’. De brandweer kreeg de brand daarna redelijk snel onder controle: ‘Eerst tegen zes uur in den avond was het vuur bedwongen en gevaar voor uitbreiding geweken’. ‘De brandweer uit Geldermalsen en Buren behoefden niet meer handelend op te treden.’ Burgemeester Kolff was vol lof over de inzet van de brandweer: ‘Van motorspuitgast tot de lagere helpers, de ridders van de handspuit allen, hebben tot het uiterste hun best gedaan.’ Behalve de brandweerkorpsen en Kolff en de burgemeesters van omliggende gemeentes de gehele middag aanwezig in het dorp.

Gelukkig was er alleen sprake van materiële schade; ‘persoonlijke ongelukken kwamen niet voor. Evenmin is er vee bij den brand omgekomen.’ Maar ‘de schade, die de enorme brand heeft veroorzaakt, is zeer groot.’ De Telegraaf meldde echter dat er ook enige schapen en kippen om het leven waren gekomen.

Afb2_Coll. Van Mook_Brand Gellicum
De verwoeste kerk en boerderij van De Keijzer op een foto die in een aantal kranten is terug te vinden, bijvoorbeeld in de Nieuwe Tilburgsche Courant van 8 mei 1928 (uit de collectie van Paul van Mook).

De verwoeste kerk en boerderij van De Keijzer op een foto die in een aantal kranten is terug te vinden, bijvoorbeeld in Nieuwe Tilburgsche Courant van 8 mei 1928 (uit de collectie van Paul van Mook).

Zoals gezegd, waren de Nederlands Hervormde Kerk en de woning met hulppostkantoor van de heer De Waal en de woning van de heer De Keizer verwoest, maar ook ‘de huizen bewoond door de families Van Dijk, Struiken, De Waal, De Zeeuw, Van Dijk en het bondsgebouw van den Boerenbond met opslagplaats van graan en veevoeder ’ waren ten prooi gevallen aan het vuur. De inboedels waren vrijwel volledig verdwenen en ook de schuren en de daarin opgeslagen voorraden waren verloren gegaan. ‘Van de kerk en de tien afgebrande huizen zijn niet veel meer dan de ruïnen overgebleven.’ ‘De bewoners der afgebrande huizen zijn tijdelijk bij andere dorpsbewoners ondergebracht.’

De brand was groot nieuws en werd door kranten in het hele land beschreven. De Telegraaf beschreef de schade de volgende dag als volgt: ‘Het plaatsje, welke huizen gebouwd zijn aan beide kanten van den hoogen, maar uiterst smallen dijk, die de bewoners tegen den onstuimigen en wispelturigen aard van het kleine riviertje beschermt, ziet er momenteel uit als had het blootgestaan aan een ernstige bekogeling van schrapnells en brisantgranaten. Toen wij hedenmorgen bij het krieken van den dag den toestand in oogenschouw gingen nemen, hing over den omtrek een vale, grijze mist, die in hevigheid toenam, naarmate wij het tooneel van het onheil naderden.’

De ‘heerlijke omgeving met haar bloeiende vruchtboomen’ werden in een ‘verpestenden stank’ gehuld. De schade was haast niet te overzien, ‘eenige brokken muur met daartussen een warwinkel van geblakerde en verkoolde huishoudelijke artikelen, verbrijzelde pannen en kleedingstukken’, waren te vinden waar eerder de woning met postkantoor te vinden waren. De heer De Waal was in de ruïnes aan het zoeken naar geld; het eigen spaargeld en het geld dat ter plekke in beheer was geweest. Er werd enig succes geboekt, een verkoolde portefeuille met bankpapieren werd gevonden. De hoop was dat de nummers nog te lezen zouden zijn en dat de papieren nog enige waarde zouden hebben. Op de achtergrond weet een grote hond ondertussen een gerookt hammetje te vinden en verorberen.

De journalist van een persbureau wist te melden dat voor zover bekend alles was verzekerd. Burgemeester Kolff plaatste dat echter tegenover De Telegraaf in perspectief: ‘De meeste boeren zij zeer laag verzekerd, zoodat deze menschen gevoelig getroffen zijn. Voeg daarbij, dat de laatste jaren allesbehalve rooskleurig is geweest, dan kan, […] zonder overdrijving gezegd worden, dat het kleine Gellicum door een ramp is geteisterd.’

Brand in 1883

Een dergelijke grote brand in zo’n klein dorp is natuurlijk uitzonderlijk. Opmerkelijk genoeg was er ook al eerder, op maandag 23 mei 1883, een soortgelijke brand geweest en dan ook nog eens deels in dezelfde woningen. Vijf woningen werden toen volledig in as gelegd, waardoor zes gezinnen hun woning verloren. De inboedel van de huizen ging ook toen volledig verloren. In de Middelburgsche Courant van 24 mei 1883 stond te lezen: ‘Twee menschenlevens zijn te betreuren, een derde persoon kreeg zeer gevaarlijke brandwonden; men vreest voor zijn leven. In de vlammen kwamen nog om een kalf en een zeug met elf biggen.’ Over de oorzaak was niets bekend.

De kranten maakten ook in 1928 melding van het opvallende feit dat Gellicum eerder een soortgelijke brand had gekend: ‘Opmerkenswaardig is, dat in 1883 in dezelfde huizen een dergelijk zware brand gewoed heeft, waarbij drie menschenlevens te betreuren waren.’ Helaas was dus ook het zwaargewonde slachtoffer overleden als gevolg van de brand.

Bronnen, onder andere:

weerverleden.nl – KNMI
Middelburgsche Courant, 24 mei 1883
Algemeen Handelsblad, 4 mei 1928
Nieuwsblad van het Noorden, 4 mei 1928
De Telegraaf, 4 mei 1928
Limburgsch Dagblad, 5 mei 1928

Dit artikel verscheen ook in Nieuwsblad Geldermalsen,
dd. 30 januari 2016.


Over de auteur: Arthur Eerelman-Hanselman

Arthur, geboren op 5 oktober 1971 te Rotterdam, woont met zijn gezin in Geldermalsen. Na woonachtig te zijn geweest in Rotterdam, Utrecht, Capelle aan den IJssel en Gouda, woont hij nu met zijn gezin (vrouw, twee dochters en twee katten) naar volle tevredenheid in Geldermalsen.

Arthur studeerde geschiedenis (Internationale Betrekkingen – Oorlogs- en vredesproblematiek) aan de Universiteit van Utrecht. Hij werkte daarna voor Telecom Teleservices, Dienst Justiële Inrichtingen – ICTS, Stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening, Erfgoed Brabant en nu voor Cit, een bedrijf gespecialiseerd in het (digitaal) beheren en presenteren van kunst- en erfgoed collectie(s).

Louis van Oort en Martine Eerelman-Hanselman en Arthur zijn gezamenlijk de initiatiefnemers van de website GeschiedenisGeldermalsen.nl.

Arthur is ook actief binnen de Historische Kring West-Betuwe en Comité 4 en 5 mei Geldermalsen.

Mijn winkelwagen

U heeft nog niks in uw winkelwagen.